Een interview met Omar Ahbouk
Omar Ahbouk, wie kent hem niet? De eigenaar van Omar Gym doet al sinds 1999 jongerenwerk in Malburgen in Arnhem Zuid. Daar woont hij ook. Als zeventienjarige kwam hij – met vader, moeder en tien broers en zussen – in de wijk terecht. “Er is niemand die meer over Malburgen kan vertellen dan ik.”
Door Hilde Wijnen
“Malburgen staat bekend als een buurt waar veel overlast is, met name van jongeren. Als mensen erover gelezen hebben, dan willen ze er nooit meer wonen. Dat is jammer. Ik vind dat je je moet niet focussen op wat er misgaat. Natuurlijk zijn er wel eens akkefietjes. Dat geeft niet, wij zijn ook jong geweest. Maar je moet het niet groter maken dan het is. Nee, het is hier veilig. Ik ben trots op Malburgen. Het is een prachtige wijk. Ik voel mij hier thuis.”
Overlast
“In 1999 las ik in de krant over de moeilijkheden met de jongeren in Malburgen. Ik had toen een baan in een gesloten jeugdinrichting in Harreveld. Kinderen met zware problematiek. De jongeren die daar zitten, zijn allemaal slachtoffer van hun omstandigheden. De gedragsproblemen die ze hebben, komen ergens vandaan. Seksueel misbruik, mishandeling, autisme, beperkingen, verwaarlozing, scheiding, het kan alle kanten op.
In Malburgen liepen op dat moment 52 zaken van jongeren bij justitie. Ik schrok daarvan. Goh, dat is mijn wijk! Die jongens moeten niet in Harreveld terechtkomen. Van vastzitten word je echt niet beter. Dan kom je mensen tegen die nog zwaardere delicten hebben gepleegd. Er is groepsdruk. Je moet stoer doen. Dat is geen goede omgeving. We moeten dat voor zijn.”
Praten
“De overlast die die jongeren geven hebben wij als volwassenen zelf gecreëerd. Gedrag is communicatie. We denken niet na over wat jongeren nodig hebben. Je moet niet óver ze praten, maar mét ze. Dus dat deed ik. Hoe gaat het, wat doe je, waar zit je op school? Ik was geen onbekende van ze. Ik kwam niks halen. Ik was Omar maar. De vriend van hun broer, neef, buurman of wat dan ook. Nou, en dan gingen ze praten. Jongens van die leeftijd hebben veel energie. Als ze op de voetbalclub alleen maar op de reservebank zitten en het buurthuis is dicht, dan belanden ze op straat. Ik heb de straat gezien toen ik zeventien was, daar is het echt hard. Wat mij toen een plek heeft gegeven, behalve mijn ouders, is sport.”
Kickboksen
“Ik vroeg de jongens: Lijkt het jullie leuk om samen te gaan kickboksen? Dat vonden ze zeker. Zo begon het. Onder de paraplu van Rijnstad ging ik les geven. Vrijwillig, naast mijn baan bij Harreveld. Kickboksen is een mooie manier om dicht bij jongeren te komen. Tijdens de lessen observeer ik: hoe gaan ze om met fysiek contact? Is er misschien sprake van mishandeling, misbruik, autisme? Ze leren veel over zichzelf. Wanneer ben je boos, teleurgesteld of heb je pijn? Hoe ga je daar mee om? Sommige jongens zitten op slot, maar als ze als ze aan het vechten zijn, valt hun masker af en gaat er een deurtje open. Het doel is om ze weerbaar te maken. Ze te leren hun eigen grenzen aan te geven en de grenzen van de ander te accepteren. Dat laten zien is het mooiste wat er is.”
Omar Gym
“In 2009, de groep werd steeds groter, dacht ik: wacht ’s even. Ik moet een stapje terug doen. Ik ga dit niet meer redden naast mijn baan. Ik moet stoppen. Toen hoorde ik: Omar, we willen je niet missen in de wijk. Dus ben ik subsidie gaan aanvragen bij de gemeente. Ik richtte een stichting op, stopte met mijn werk bij Harreveld en zocht accommodatie. Zo is Omar Gym begonnen. Nu kon ik ook jongere kinderen trainen. Als je start op zes- of zevenjarige leeftijd heb je ze eerder in beeld, kun je signalen eerder doorgeven. Inmiddels trainen hier wekelijks honderd mensen. Jongens, meisjes, alles door elkaar. Kickboksen is geen jongenssport. Het gaat over weerbaarheid. Nee kunnen zeggen.”
Cadeautjes
“We besteden aandacht aan verschillende zaken, zoals pesten, groepsdruk, geweld, agressie en schooluitval. Ouders komen hier met vragen: mijn kind heeft overgewicht, is depressief of wordt gepest. Wat moeten we doen? Nou, dan komt zo’n kind meedoen en ga ik kijken. Na zes weken weet ik meer en praat ik met de ouders. We zoeken naar oplossingen en kijken naar competenties. Dat doen we samen. Dat is belangrijk. We organiseren trouwens ook cursussen voor ouders. Over identiteit, positief opvoeden en structuur en verantwoordelijkheid bijvoorbeeld.
Iedereen moet hier aan het werk. Ik geef geen cadeautjes weg, maar kansen. Als je mensen alleen maar cadeautjes geeft, dan ben je ze aan het verwaarlozen. De kinderen, de stagiaires, ze leren zaaien voordat ze kunnen oogsten. Het gaat niet vanzelf. Ik geef graag, maar je moet het wel verdienen. Dan kun je ook trots zijn op jezelf.”
Kennis en ervaring
“In het weekend werk ik als zzp’er in de zorg. Deels omdat ik graag mensen help, maar ook omdat het moet. Ik kan mijn gezin niet onderhouden van Omar Gym alleen. Begrijp mij goed, ik doe dit met heel mijn hart, maar soms word ik er emotioneel van. Omar Gym is uniek in de wijk én Omar Gym is niet van gisteren. We hebben heel veel kennis en ervaring in huis. We weten precies wat er speelt in onze doelgroep.
Bij de gemeente zijn steeds weer veranderingen. Van participatie naar wijkteams naar Team Leefomgeving. Het is een komen en gaan van gezichten en projecten. Elk jaar weer moet ik subsidie aanvragen. Elk jaar moet ik opnieuw alles aantonen. Ik vind dat je meer moet kijken naar wat al bestaat in de wijk, niet alleen naar nieuwe projecten.
Omar Gym is geworteld in Arnhem, in Malburgen. We zijn geen gewone sportschool. We zijn bezig met heropvoeding. We werken met, soms zware, gedragsproblematiek. 99 procent van onze jongens komt op het goede pad terecht. Ons concept wordt overgenomen door andere steden. En we kosten bijna niks. Jongeren die met justitie in aanraking komen, zijn een stuk duurder. Zelfs als we er maar eentje redden, hebben we al winst behaald.
Ik leid zelf mensen op, maar ik heb geen geld om ze te behouden. Dat vind ik wel eens jammer. Ik ben trots op mijn leerlingen, ze gaan hun eigen weg en dat is goed. Maar als ze zouden blijven, dan zou ik meer mensen kunnen helpen.”
Samenwerking
“De wijk kent nog steeds complexe problematiek. Er is veel te investeren. Wat wel anders mag is dat de gemeente meer de regie houdt en dat de verschillende organisaties in de wijk meer gaan samenwerken. En niet alleen schriftelijk. Iedereen zit nu op zijn eigen eilandje zijn eigen subsidies aan te vragen. De een krijgt veel, de ander niet. Het is niet eerlijk. Het zou gezamenlijk geld moeten zijn. We hebben tenslotte ook dezelfde doelstelling. We willen jongeren helpen.
Als je iets wil doen, moet je het samen doen. Alle organisaties erbij betrekken, kijken hoe het er aan toe gaat bij elkaar en waar iedereen mee bezig is. Dat is geen kritiek, dat is feedback. Wat moeten wij als professionals verbeteren? Hoe kunnen we samenwerken zonder elkaars concurrenten te zijn? Pas dan kun je iets betekenen op de lange termijn.”