Coby Vallinga en Sarah Boschma werken bij Rijnstad als OZO-coördinatoren in respectievelijk Arnhem Noord-West en Arnhem Noord-Oost. Samen met nog zes collega’s pakken zij de overlast in de Arnhemse wijken aan en verbeteren zo de leefbaarheid. Samenwerking is hierbij het toverwoord. “Een van onze taken is om alles bij elkaar te laten komen. We zijn verbinders.”
door Hilde Wijnen
“Huiselijk geweld, vervuiling, stank, blaffende honden, schreeuwen: overlast is een symptoom. De achterliggende problematiek is heel breed.” OZO-coördinator Sarah Boschma somt op: “Autisme, trauma, depressie, middelengebruik, onbegrepen gedrag, het varieert enorm. Alles wat we zien, kan iedereen overkomen. Vaak is het een combinatie van dingen: baanverlies, puberende kinderen, uit elkaar gaan.” Collega Coby Vallinga beaamt: “Dat maakt dit werk ook zo leuk. Je weet nooit welke kant het opgaat.”
Persoonlijke aanpak
Het Overlast en Zorg Overleg (OZO) bestrijdt de overlast in de wijken door een persoonlijke aanpak per adres. Een OZO-coördinator kan worden ingeschakeld door de wijkagent, de woningbouw, het wijkteam of de gemeente en zorgt ervoor dat alle betrokken organisaties samenwerken. Ook de inwoners en de omwonenden worden, voor zover mogelijk, meegenomen in het proces. Alle informatie die van belang is bij het terugdringen van de overlast, wordt door de OZO-coördinator gebundeld. Op deze manier kan goed in kaart worden gebracht wat er speelt en ligt het vinden van een passende oplossing beter binnen bereik. “Ieder wijkje heeft z’n eigen problematiek,” vertelt Sarah, “maar veel bewoners voelen zich vooral niet gehoord en niet begrepen.”
Luisterend oor
Het onderzoeken van een nieuw overlastgevend adres begint voor OZO-coördinatoren Sarah en Coby dus vaak met luisteren. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Niet iedereen heeft namelijk evenveel zin om te praten. Argwaan, schaamte, psychische problemen, er zijn genoeg redenen te bedenken waarom mensen de deur niet onmiddellijk wagenwijd openzetten voor onbekende bezoekers. “Het is een sport om toch de verbinding te zoeken,” vindt Sarah. Coby knikt: “Elke keer is de puzzel anders. Aan welk touwtje kun je trekken? Hoe kun je iemand verleiden om samen te werken? Taal en woorden zijn heel belangrijk daarin. Hoe jezelf voorstelt bijvoorbeeld, dat maakt verschil. Soms ben ik ‘overlastcoördinator’ en soms ben ik ‘iemand die in de wijk werkt’.” Ze vervolgt: “Een van de lastigste dingen die ik tegenkom is onbegrepen gedrag. Als iemand een psychose heeft, kun je hem of haar niet aanspreken. Toch begin ik, nu ik langer in deze buurten werk en na veel uitproberen, bepaalde patronen te zien. Dat het daardoor lukt om sommige mensen te helpen is fantastisch!”
Samenwerken met bewoners
Het OZO is in 2007 ontstaan uit een pilot in het Arnhemse Broek: Onze Buurt het Broek. Het proefproject was een groot succes en toen de buurt een van de Vogelaarwijken werd en er geld vrijkwam om de sociale en economische problemen in de aandachtsgebieden op te lossen, kon deze werkwijze, nu onder de naam Overlast en Zorg Overleg, worden voortgezet, uitgewerkt en uitgebreid naar andere wijken in de stad.
Het grootste verschil met de oorspronkelijke pilot in het Broek is dat het OZO de bewoners zo veel mogelijk betrekt bij het aanpakken van de overlast. Zij krijgen de kans zelf mee te werken aan een oplossing voor het problemen. “Soms ga je met een bewoner kijken naar hoe hard de televisie mag, of tussen welke tijden dat het beste kan, zodat anderen er geen last van hebben. Dan maak je concrete afspraken,” legt Sarah uit. “En soms ga je een traject in met een bewoner. Of met degene die heeft geklaagd, want ook daar kan een probleem liggen.”
Lichtpuntjes
Een OZO-traject kan zes weken tot een paar jaar duren, schat Coby. Middelen om mensen te dwingen tot verandering hebben de coördinatoren niet. De samenwerkingspartners wel. “We zetten in op een vrijwillig traject. Dat wil je eerst uitlopen. Pas als dat niet lukt, gaan we kijken of we mensen op andere manieren zo ver kunnen krijgen,” vertelt Coby. “Mensen moeten wel iets willen,” voegt Sarah toe. “Het recht op wonen en een eigen huis is gelukkig heel groot. Het is onze taak om een sprankje van een wens te ontdekken in de verhalen van bewoners en ze te verleiden om daar iets mee te gaan doen. Iedereen vindt het tenslotte belangrijk om prettig te wonen en iedereen heeft er last van wanneer mensen last van ze hebben. Als mensen dan ineens inzien dat ze tóch een probleem hebben en een laatste kans aangrijpen om te veranderen, ja dat zijn de leuke lichtpuntjes van dit werk.”