Hoe houden we het winkelbestand op peil en voorkomen we concentraties van belwinkels zoals op sommige plekken in Arnhem of ijswinkels en souvenirshops in Amsterdam? Door het erover te hebben en samen te handelen, zegt Mathieu Vaessen van Adviesbureau Seinpost. Nu gebeurt dat te weinig. Maar in Arnhem zijn meerdere succesvolle experimenten die succes aantonen.
Gemeenten, ondernemers, buurtbewoners en vastgoedeigenaren moeten daarin samen optrekken, vindt Vaessen. ‘Met ondernemen breng je ondernemende mensen en dus leven in een buurt. Klarendal is een voorbeeld van hoe het goed kan gaan en de Geitenkamp is een voorbeeld van hoe het ook weer een glijdende schaal kan worden.’
In Klarendal zijn tientallen miljoenen geïnvesteerd om het Modekwartier tot een succes te maken. De kern: samen er over praten wat belangrijk is, aan een gezonde wijkeconomie in buurten waar anders willekeurige avonturiers landen en eenzijdige horeca floreert te midden van leegstaande en verpauperde panden. Gesprekken over de economie gecombineerd met gesprekken over de fysieke inrichting en de sociale ondersteuning van een buurt leidden in Klarendal tot veranderingen. Het bracht brede politieke en maatschappelijke steun en forse investeringen van corporatie Volkshuisvesting en de gemeente. De buurt ziet er veel beter uit en mensen voelen zich veiliger, vindt Vaessen.
Contouren wijkeconomie bespreken
Daarom is het goed de contouren van de economie in de wijk samen te bespreken en dat is iets anders dan van bovenaf te bepalen wat er moet komen, zoals vroeger. Vaessen: ‘Het ging fout in de jaren zeventig en tachtig met de stadsvernieuwing. Functiescheiding van wonen en werken was toen in, met als gevolg dat de slopershamer flink huishield in Klarendal. Kijk maar naar die nieuwe blokken aan de Klarendalseweg. Daarmee werd gelijk de economische structuur van die levensader van de buurt verwoest. De kaalslag van toen is niets anders dan een verkrachting van de buurt. Want het werk verdwijnt ook. Je verliest de samenhang. Werk is contact, elkaar opleiden, met elkaar dingen doen. De identiteit en de economische kracht verdwenen door de sloop.’
Politieke aandacht wijken echter laag
De politieke aandacht voor wijkeconomie is nog steeds maar mondjesmaat aanwezig in Nederland, niet alleen in Arnhem. ‘Ik vind dat de economische kracht en de ondernemende houding van mensen onderbenut is en die moet je dichtbij, in de wijken organiseren en ondersteunen. Doe je dat niet, dan dreigt dat mensen in (aandacht)wijken te snel als zielig gezien worden en dat de sociale aanpak domineert. Terwijl je met de juiste randvoorwaarden een eind kan komen door de buurt zelf veel te laten doen.’
Succes Klarendal: samen doen
Het succes van Klarendal is dat er samen nagedacht is over de buurt. Het kwam van onderop, de Klarendallers vonden dat de wijk aangepakt moest worden. Door met een aantal kundige mensen, ondernemers en bewoners een ‘economische tafel’ te maken en regelmatig en gelijkwaardig te overleggen is de nieuwe koers in Klarendal gevonden. De link met mode is aan die tafel ontstaan en gegroeid Vaessen: ‘Want die modeontwerpers en modestudenten woonden toen al in de wijk. Daar wilden we wat mee. Ze waren nog niet betrokken als groep in de buurt. We vermoedden dat die mensen door hun houding veel konden betekenen. Dat ze zo’n motorzouden zijn, hadden we niet gedacht, geweldig.’
Door de ontwerpers er bij te betrekken, kreeg Klarendal een andere dynamiek. Maar het is ook een natuurlijk proces geweest. Vaessen: ‘Ik hou niet van kunstmatige dingen. Dat gaat altijd een keer dood. De grote les van Klarendal is dat ontwikkelingen van onderop moeten komen, met regie van bovenaf.’ Uiteindelijk resulteerde dat er in dat Klarendal met deze transformatie de beste van de veertig Vogelaarwijken werd.
Modebranche selecteert zelf
Daarbij is door de modeontwerpers zelf flink geselecteerd wie er wel of niet moet komen: met een ‘brancheringscommissie’. Die zelfstandig werkende commissie beoordeelde wie zich in de wijk zou mogen vestigen. Het ging primair om ondernemerschap en om het ambacht (kwaliteit van het product). En ook of de ontwerpers wat met het pand konden hebben, qua gevoel en business. ‘Ze moesten een plan indienen en dan werd bekeken of we een pand hadden dat daarbij paste. Ondernemers moesten eerst het keurmerk 100% Mode halen. Ook moesten ze lid worden van ondernemersvereniging DOCKS. Als ze aan deze voorwaarden voldeden konden ze solliciteren naar een pand, dat hebben we ook zo afgesproken, met de verhuurder. Meer dan 120 ondernemers solliciteerden en 35 werden er toegelaten.’ De afspraken met de verhuurder zijn daarbij volgens Mathieu Vaessen vitaal. In Klarendal kregen ondernemers die deze aanpak niet zagen zitten, geen kans. ‘Zo voorkom je dat er alsnog belwinkels komen.’
Ook succes op Geitenkamp…
Met deze goed werkende methode heeft Vaessen eerder in de Geitenkamp ervaring opgedaan. In 1997 moesten ondernemers die op het vernieuwde Marktplein wilde ondernemen, in gesprek met de brancheringscommissie onder leiding van een toenmalig directeur van de SNS Bank. Dat betekent dat ze goed beslagen ten ijs moesten komen. ‘Het resultaat toen: er werd weer ondernomen, er werden dingen samen gedaan, niet op zo’n grote schaal als later in Klarendal, maar het leefde’, zegt Vaessen.
…tot het geld op was
De gemeente trok toen het liep, het kleine beetje subsidie voor de brancheringscommissie in. Nu die aandacht en steun weg is, is het ondernemersklimaat op de Geitenkamp minder. Zo is een van de trekkers weg, Boerma Wonen, een van de actieve ondernemers. ‘Het is een glijdende schaal’, typeert Vaessen. ‘Ze vragen zich nu af: hoe krijgen we dit weer van de grond.’
Potjes van EZ zijn beschikbaar
Een tip: heb het er met elkaar over. Het ministerie van Economische Zaken heeft potjes met geld mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld de Bedrijven Investerings Zone (BIZ) waarmee je dat samen kunt organiseren. ‘Die potjes bouw je samen op. Ze zijn beschikbaar voor plannen die ondernemers en pandeigenaren zelf maken. Zelfs bedrijfsverplaatsingen kun je er mee regelen.’ Ondernemers in de aanloopstraten kennen die potjes vaak niet. De lokale overheid zou die kennis moeten aanreiken en financieel moeten steunen’, meent Vaessen.
In Klarendal en ook de Geitenkamp was het succes dat er mensen bij elkaar zaten die vonden dat ze dit moesten doen, meent Vaessen. Er is gepraat aan gelijkwaardige ronde tafels, over hoe de buurt er uit moet zien, sociaal, fysiek en economisch door mensen die wat in te brengen hadden en mensen die wat wilden met de buurt. Economisch is dat verfijnd naar kwaliteit wie zich in de buurt mag vestigen. ‘Maar je hebt wel regie nodig, want iedereen heeft andere belangen. Het is moeilijk om individuele vastgoedeigenaren aan tafel te krijgen. Hier hadden we daarbij het voordeel in Klarendal dat er maar een grote woningeigenaar was die driekwart van de kosten droeg. Elders moet je dus meer moeite doen, meer verleiden.’
Momenteel werkt Mathieu Vaessen in Arnhem-West aan de ontwikkeling van de wijkeconomie door een bruisend hart toe te voegen inclusief een supermarkt. Dit gebeurt samen met Westkracht13! Dat is een netwerk van ondernemers rond Lombok. Ook daar gaat het om: identiteit en economische kracht van de buurt die zorgt voor verbetering van leefbaarheid.
Simon Trommel is journalist en schrijft over lokale en Europese governance.