“Nederland heeft geen traditie van individualisme, maar juist van collectieve waarden, een traditie van leven in dienst van elkaar”.
Dat zijn slotzinnen in het betoog van Sybrand Buma tijdens zijn HJ Schoo lezing op 4 september 2017.
Buma is geroerd door een tekst op een muur in Haarlem “verwarde tijden”. Taaltechnisch kan het niet, maar het heersende gevoel wordt in de ogen van Buma goed weergegeven.
Dan begint zijn zoektocht door de tijd om deze verwarde tijd van nu te verklaren. De Franse revolutie legde de basis voor de hedendaagse maatschappijordening. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Hij vraagt zich af of de invulling van de begrippen vrijheid en gelijkheid nog kloppen. Het begrip broederschap laat hij rusten.
Wat ook opvalt is dat Buma nimmer de hand in eigen CDA boezem steekt. De CDA stroming is de partij die de meeste naoorlogse regeringsjaren gehad heeft en daaraan gekoppeld bestuursfuncties in de Nederlandse samenleving heeft verdeeld. Het CDA heeft een hele grote rol gehad in het Nederland zoals het nu is. Buma wijdt er geen woord aan.
Buma laat zich leiden door de zogenaamde boze burger, die zich –gefrustreerd- manifesteert op sociale media. Hij noemt die beperkte groep burgers een paar zinnen later de “gewone Nederlander”. Hoe groot de groep Gewone Nederlanders is wordt verder niet duidelijk. De verschillen tussen mensen trekt hij door naar tevreden en boze mensen en de laatsten zijn dan de gewone Nederlanders. Het is niet duidelijk of Buma zelf een gewone Nederlander is.
“De gewone Nederlander heeft zijn baan verloren aan een immigrant of een Oost Europeaan en de kans voor een opleiding voor de kinderen van gewone Nederlanders is minimaal geworden”. Om dit te staven gebruikt hij cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau, waarin 90 procent van de ondervraagden aangeeft te verwachten minstens gelijk te blijven in inkomen of vooruit te gaan. (Zijn dat dan geen gewone Nederlanders). Een deel maakt zich wel zorgen over de ontwikkelingen in de wereld en de gevolgen van immigratie.
Uit het onderzoek van de Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid naar de val van de middenklasse wordt duidelijk dat in Nederland van een dergelijk val nog geen sprake is, maar dat de lagere middenklasse zich wel bedreigd voelt door specifieke maatregelen over hun toekomst. Deze groep vindt het meest belangrijk dat er toegang blijft tot de betaalbare woningmarkt en dat studeren voor de kinderen bereikbaar blijft. De nieuwe Woonwet en het afschaffen van de studiebeurs (vervangen door het leenstelsel) zijn voor de lagere middenklasse zeer bedreigende maatregelen. Dat mensen daar boos om worden en bezorgd zijn over hun toekomst is begrijpelijk.
Dan ineens haalt Buma ook de gastarbeiders erbij. “De migranten in de jaren 60, met bloemen op stations ontvangen om ons zware werk over te nemen werden als eerste werkloos toen de economie afremde en ‘wij’ moesten voortaan het geld voor hen gaan verdienen in plaats van andersom”. Daarnaast bleven de nieuwkomers belijdende moslims. (terwijl wij juist de kerk in grote getale hadden verlaten). Nederland moest ook nog concurreren op de wereldmarkt. Door dit alles bleef “de gewone Nederlander” verweesd achter. De gewone Nederlander is in zijn ogen iets kwijt geraakt, “de identiteit, het gevoel thuis en geborgen te zijn”. In een paar zinnen wordt een tijdsbestek van 50 jaar platgedrukt tot het ongenoegen van zijn gewone Nederlander. Alle economische golven zijn door Buma teruggebracht tot zijn feit dat de gewone Nederlander het geld moet verdienen voor de migranten (moslims). Hoe bruin wil je het hebben.
“Het denken in termen van vrijheid en gelijkheid had een versnipperde multiculturele samenleving geschapen die niet van de gewone Nederlander was”.
Maar het grootste en meest wezenlijke begrip dat in Buma’s verhaal niet aan de orde komt en dat de essentiële verbinding wel had kunnen maken en hoop op een toekomst had kunnen geven is het betekenis geven aan broederschap. Buma stelt dat de Franse revolutie ruim 200 jaar geleden de basis heeft gelegd voor de maatschappijordening van vandaag. Vrijheid, gelijkheid en broederschap waren daarin de leidende begrippen. In de hele lezing stelt Buma dat de invulling van vrijheid en gelijkheid tot de verwording van de samenleving hebben geleid, maar hij vergeet de essentiële betekenis van broederschap in dit verband. De broederschap die de Christelijke naastenliefde aangeeft. De broederschap die inhoudt dat je met elkaar verbonden bent. Misschien is het een bewuste vergissing dat Buma broederschap heeft weggelaten in zijn betoog. Heeft het CDA de afgelopen jaren te weinig oog gehad voor broederschap, te weinig oog voor elkaar, te weinig oog voor naastenliefde. Broederschap sluit niemand uit. Broederschap neemt ook de kinderen van migranten die wij naar hier gehaald hebben, die hier geboren zijn, op in de samenleving. Vrijheid en gelijkheid kan alleen bestaan als broederschap inhoudt krijgt. Dat Buma dat cruciale element vergeten heeft maakt hem niet meer dan een angst prekende dominee die preekt voor zijn uitverkoren volk, zijn gewone Nederlander.