Regio beseft baten EU te weinig

Euro at 20 - 20th anniversary of the euro currency - Lighting of EP headquarters in Brussels Copyright EU, source EP


Nederland gaat op 23 mei naar de stembus tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement. Europa kost de Nederlanders twee kopjes cappuccino per week per persoon, maar wat levert het op voor de regio? 

Er komt veel geld van de Europese Unie – totaal vele honderden miljarden over zeven jaar – naar de regio’s en daarmee is de Europese Unie een aanjager van regionale ontwikkelingen, of het nu gaat om plattelandsontwikkeling, met inkomenssteun voor boeren, toeleiding naar de arbeidsmarkt van kwetsbaren of ontwikkeling van regionale economie met infrastructuur. 

‘De regio heeft veel baat bij de Europese Unie maar beseft dat te weinig. Terwijl in Brussel het belang van de regio’s wel gezien wordt’, zegt Margreet van Gastel, oud-wethouder in Arnhem en nu ambassadeur Energieuitdagingen 2020 van het ministerie van Economische Zaken die met VNG en het IPO en het MKB werkt aan haalbare klimaat- en energiedoelen voor decentrale overheden. 

Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten VNG ziet dat de kennis in de regio over de EU beter kan. Er zijn steden (o.a. Eindhoven, Rotterdam) waar ze goed weten wat Brussel voor hen kan betekenen, maar in veel andere steden en gemeenten kan het nog wel een paar tandjes beter: Amsterdam won anderhalf jaar geleden een Europese innovatieprijs, maar het college van B&W kwam daar pas na de award-uitreiking achter. Een woordvoerster: ‘Als VNG hebben we daar geen formeel standpunt over. Het is aan de gemeenten zelf om ervoor te zorgen dat zij hun zaakjes wat betreft de EU – zowel wat betreft naleving wet- en regelgeving, als het binnenhalen van subsidies – op orde hebben. Wel helpen we uiteraard daar waar we kunnen onze leden hierbij.’

Meer geld uit Brussel dan uit Den Haag voor technologiebeleid 

Gido ten Dolle, directeur Ruimte en Economie van de gemeente Delft en vroeger werkzaam in Brussel als lobbyist kent het belang van ‘Brussel’ voor de regio goed. ‘In Brussel is voor ieder beleidsterrein wel een luisterend oor. We zoeken in Delft volop steun voor de ontwikkeling van een Q-campus, een campus die de doorbraak van quantumtechnologie stimuleert. Brussel is daar volop partner. Er komt daardoor veel EU-geld naar Delft voor dit thema, meer nog dan dat we nu via het nationale technologie- of regionale beleid ontvangen. Belangrijk om zover te komen is wel dat je met één eigen verhaal, vanuit de kennisinstellingen en alle overheden samen, naar Brussel gaat. Met steun van alle lagen breng je erg veel in beweging. Daar zie ik ook kansen voor de gemeente Arnhem. Arnhem loopt voorop als het gaat om energietransitie en mobiliteit. Bouw dat verhaal verder uit, samen met de energieleveranciers, provincie en het Rijk. Dan ben je in Brussel echt kansrijk.’

Misser met EU-geld uit de EU voor kwetsbaren door Nederland

Er gaat natuurlijk veel goed. De site what Europe does for me laat voor Nederland 65 treffers zien waarin Brussel en de Nederlandse regio’s elkaar goed weten te vinden. 

Maar soms gaat het mis. Het gebrek aan besef van gemeenten van de Europese dimensie werd pijnlijk duidelijk in een verhalenserie voor Binnenlands Bestuur over het Europees Sociaal Fonds ESF. Er was in vier jaar tijd 726 miljoen euro- waarvan de helft Europees geld – voor arbeidstoeleiding van de meest kwetsbaren door Rijk, gemeenten en scholen opgemaakt in plaats van in zeven jaar waar het voor bedoeld was, waardoor scholen bijvoorbeeld job- en stagecoaches moesten ontslaan. 

Na debat in de Tweede Kamer is er uiteindelijk een lapmiddel gekomen van 17 miljoen voor 2018/2019 om scholen voor speciaal voortgezet onderwijs en praktijkscholen te helpen. Een druppel op een gloeiende plaat, oordeelde GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld: ‘Een programma van deze omvang red je er niet mee.’ De verantwoordelijk staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) noemde het Brusselse geld tijdens het Vragenuurtje incidenteel geld. Vrij vertaald: een cadeautje. Maar niemand in de Kamer stelde de vraag hoe incidenteel het EU geld is, dat al zeventig jaar uit Brussel komt, in programmaperiodes van zeven jaar.

In Zeeland – en in Goes als centrumgemeente – gingen echter alle alarmbellen wél rinkelen. Die regio had er een stevige mening over: als het geld op was, had het Rijk dat wel even moeten melden, vonden ze in Zeeland en de schooldirecties in Gelderland die contracten moesten beëindigen, vonden dat ook. 

Veel gemeenten – Ede, Doetinchem, Nijmegen – kwamen in hun reactie ook niet verder dan dat het Brusselse incidentele geld op was en dat dat jammer was. Arnhem kon zelfs geen mening formuleren, over het feit dat er job- en stagecoaches werden ontslagen voor kinderen die leren moeilijk vinden, voor langdurig werklozen en statushouders. Dat duidt er op dat Brussel voor gemeenten erg ver weg ligt. 

Veel geld uit Brussel voor regio’s

Uit Brussel komt veel geld. Over het geld voor de periode 2021-2027 wordt nog flink onderhandeld. Het kabinet vindt dat er minder geld naar de regionale fondsen kan. Immers, zo redeneert het kabinet, na de Brexit valt er een gat van 12 miljard euro in de Europese begroting en Nederland vindt dat er bij een kleinere Unie ook een kleiner budget hoort. Het kabinet daarom ook kritisch op fondsen waaruit de regio’s kunnen putten. 

Dat leidt tot de merkwaardige verhouding: de regio’s hebben het Rijk nodig om naar Brussel te stappen of om Brussels geld aan te vragen maar tegelijk beknot het kabinet de programma’s waaruit regio’s kunnen putten. Dat is logisch want de staat dient meerdere belangen. En over het feit dat Nederland netto-betaler is, dus meer bijdraagt dan het terugkrijgt, is al decennia discussie. 

De Unie steunt bijvoorbeeld regionale ontwikkeling via het EFRO-fonds (Europees Fonds voor Ruimtelijke Ontwikkeling) en het ESF+ zoals ESF van 2021-2027 gaat heten. Dat bedraagt voor Nederland 1,6 miljard euro voor die periode. 

Met dat geld, dat op basis van cofinanciering wordt verstrekt, kunnen Rijk, provincies en gemeenten beleid financieren. Cofinanciering houdt in dat gemeenten en provincies ook voor een deel bij moeten dragen aan het geld uit Europa. Dat betekent voor regio’s bijna een verdubbeling van het beschikbare bedrag, en ook meer draagvlak voor de uitvoering. Projecten die met Europees geld mee gefinancierd worden dragen het logo van de EU. 

Boeren krijgen verder rechtstreeks steun uit Brussel uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, GLB, dat in zeven jaar ongeveer 4,9 miljard aan inkomenssteun voor Nederlandse boeren oplevert en ongeveer 500 miljoen voor plattelandsontwikkeling. 

Lidstaten iets vrijer in verdeling fondsen

De adder onder het gras voor de regio’s is dat de lidstaten in de toekomst iets vrijer worden om het geld te besteden. Er wordt wel meer op doelen gestuurd zoals klimaatdoelen en milieudoelen maar de lidstaten hebben grotere vrijheid dan in het verleden hoe dat in te vullen. Ook krijgen de lidstaten mogelijkheden om enkele procenten van de fondsen over te hevelen. Theoretisch: is er geld voor het Visserijfonds nodig dan mag een lidstaat zelf geld overhevelen van het EFRO-fonds naar het Visserijfonds. 

Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het GLB dat uit twee pijlers bestaat: inkomenssteun voor boeren en plattelandsontwikkeling. Nederland heeft in deze periode iets meer mogelijkheden het geld te verdelen, en ook over te hevelen van inkomenssteun naar plattelandsontwikkeling zolang bijvoorbeeld klimaat- en milieudoelen maar worden gehaald. 

Europa is van de lidstaten maar ook van de regio’s

Dat leidt tot de vraag wat voor een Europa we hebben, een ingewikkelde en actuele vraag die ook over de toekomst van Europa gaat, waarover constant, maar zeker in het Brexit-tijdperk, wordt gepraat. Hebben we en willen we een Europa van naties, een Europa van regio’s of een Europa als federale staat? Het antwoord is: van alles wat. De lidstaten zijn met het Europees Parlement wetgever. Vanwege hun wetgevende rol is er zeker sprake van een Europa van de lidstaten. Ook is de EU soms supranationaal binnen de grenzen van wat de lidstaten en parlement met elkaar afspreken. Dan is er meer sprake van een federaal Europa. De EU wordt daarom soms ook betiteld als een government for governments. Maar Europa is ook het Europa van de regio’s, afhankelijk van hoe regio’s en de betreffende lidstaat er in zitten. Immers, de lidstaat en de historie geven de regio mede vorm. In Nederland zijn de regio’s vooral de provincies.

De regio heeft wel tanden

En dat de kracht van de regio’s geen wassen neus is, heeft Wallonië laten zien. Door de complexe staatsinrichting van België moeten de vijf regionale parlementen EU-verdragen goedkeuren. Wallonië was tegen TTIP en Ceta, vrijhandelsverdragen van de EU met de VS en Canada. Reden is dat multinationals door ondoorzichtige arbitrageconstructies natiestaten konden aanklagen en dat wilden de Walen niet. Dat zou zonder democratische controle tot hoge miljoenenclaims – of meer – kunnen leiden van multinationals tegen de lidstaten. TTIP ligt stil en Ceta is aangepast.

In Nederland hebben de regio’s, de lidstaat en de EU weer een iets andere verhouding. Ook in ons land hebben de EU en Nederland een driehoeksverhouding met de regio’s en de steden. Brussel is een luisterend oor voor de regio’s en de regio’s hebben lobbyisten in Brussel. De regio’s krijgen geld uit de EU via fondsen maar zijn daarvan zoals hierboven betoogd, weer afhankelijk van de onderhandelingen die Nederland als lidstaat voert met de andere lidstaten over de begroting van de EU. Dat betekent dat de regio’s en de steden direct belang hebben bij de huidige onderhandelingen over de begroting voor de EU.
In juni 2018 liet IPO-voorzitter Commissaris Theo Bovens al aan de regering weten dat de regionale en integrale programmering en uitvoering van het EFRO en het Plattelands ontwikkelingsprogramma (GLB) een goede basis vormt om de maatschappelijke uitdagingen zoals energietransitie, circulaire economie en klimaatadaptatie regionaal aan te pakken. Maximale synergie tussen het Europese, nationale en regionale uitvoeringsniveau moet het uitgangspunt zijn. De Europese fondsen die op regionaal en lokaal niveau worden ontvangen zijn voor het realiseren van die opgaven van wezenlijk belang.     

Sommige steden weten dat maar al te goed. Steden, lidstaten en Europese Commissie werken samen om kennis, de werking van fondsen en regels, passend te maken voor stedelijke uitdagingen. Dat gebeurt in de EU Urban Agenda. Steden kampen met problemen als huisvesting, die er altijd te duur is, of met milieuproblemen door vieze auto’s om maar eens wat te noemen. Sommige steden zeiden toen dat de stad liever direct zaken doet met de Europese Commissie. De lidstaat mocht wat hen betreft buiten de gesprekken blijven. Maar dat wilden de lidstaten niet. De Rotterdamse burgemeester Aboutaleb pleitte toen zelfs voor een Eurocommissaris Urban Affairs.

Kortom, de verhouding tussen regio’s, lidstaten en Unie betreft een ingewikkeld politiek proces waarbij lidstaten, EU en regio’s zaken met elkaar moeten doen. En dat schuurt soms omdat er soms tegengestelde belangen zijn. Maar het vraagt ook om medebewind door samen te doen. En het besef bij de regio’s dat ze deel uitmaken van de Europese Unie.

Journalist Simon Trommel van Trommel Media volgt Europese politiek op de voet in Nederland en in Straatsburg en Brussel. Hij richt zich vooral op de wisselwerking tussen Nederlandse en Europese politiek en de effecten daarvan in Nederland. Hij schrijft op buurtenregio.nl over de Europese verkiezingen van 23 mei 2019. Deze serie wordt mogelijk gemaakt door de Stichting Project.