De EU concreet: samenwerking en geld

Michiel Scheffer tijdens een plenaire sessie van het Comité van de Regio's. (Foto: CoR).

Om de kern van de EU te pakken: de EU heeft twee dingen: een interne markt (regels), en samenwerking (geld). De rest is bijzaak, maar wel met twee belangrijke kanten: besluiten zijn democratisch gelegitimeerd, en de burger kan naar de rechter stappen. Ik leg dit op – verzoek van de redactie – graag uit aan een actueel voorbeeld, de mondkapjes, die nu schaars zijn, omdat ieder land ze nu nodig heeft.

Door Michiel Scheffer

Laten we eerst kijken naar een interne markt. In zestig jaar tijd is Europa veranderd in een continent waar elk land zelfvoorzienend was, maar arm, naar een continent waar elk land zich specialiseert, maar rijker is dan toen het zelfvoorzienend was. 

Kern EU: interne markt

Voor mondkapjes betekent dat vroeger een fabrikant van textielvliezen zowel filters voor auto’s, drainagemateriaal, poetsdoeken en ja materiaal voor mondkapjes maakten. Ze deden alles duur en van matige kwaliteit. Zestig jaar later maakt Nederland alleen textielvliezen voor de natte waterbouw, materiaal voor mondkapjes komt uit Frankrijk. Frankrijk koopt drainagemateriaal in Nederland.

Dat is eenvoudig, omdat de grenzen weggehaald – je kunt gewoon doorrijden van Rijsel naar Nijverdal. Er hoeven geen invoerrechten en BTW betaald te worden, de vrachtwagen voldoet ook aan EU-normen voor veiligheid en brandstofgebruik. De chauffeur heeft een rijbewijs dat in de hele EU erkend is. Om dat mogelijk te maken worden diploma’s erkend, zijn de keuringen van vrachtwagens op elkaar afgestemd, en is er een Europees BTW inningsysteem. Nu de grenzen deels gesloten zijn, vanwege de coronacrisis, zien we plots hoe we die open grenzen nodig hebben: voor de Poolse grens stonden files van 60 kilometer. 

Dezelfde regels 

de interne markt functioneert, omdat er uniforme regels zijn. Zowel de drainagematten als de mondkappen voldoen aan dezelfde Europese eisen. Die zijn veel hoger dan de vroegere nationale eisen, maar wel allemaal dezelfde. 

De toeleveranciers van mondkappen voldoen ook aan dezelfde eisen. De handleidingen voor goed gebruik van mondkappen zijn ook hetzelfde: een arts uit Arnhem is dan ook meteen inzetbaar in Duisburg of Cremona. Dat komt omdat er én gemeenschappelijke regels zijn voor persoonlijke beschermingsmiddelen én voor medische middelen. 

De exacte regels zijn vastgesteld door commissies met technici en met artsen. Dat zijn vaak nationale experts. Maar kleine landen hebben al lang niet overal experts in, dus vertrouwen ze op de deskundigheid van hun collega’s. Zo verdelen de Belgen, Nederlanders, Finnen, Zweden onderling het werk. Daarachter zitten ook congressen, en samenwerkende MBO en HBO-opleidingen.

Samenwerking

Er is dus ook samenwerking. Samenwerking, dat zijn fondsen. Dat is voor landbouw (denk aan projecten om mondkappen van linnen te maken), voor regionale ontwikkeling (om productie van mondkappen in arme gebieden – i.p.v. in China mogelijk te maken), grensoverschrijdende samenwerking (zodat ziekenhuizen over de grens samenwerken bij complexe zorg, zoals Nijmegen met Kleve), opleidingen (bijvoorbeeld om mensen met een handicap te leren mondkappen te maken), of innovatie (bijvoorbeeld om een ademtest op Corona in een mondkap te ontwikkelen – disclaimer: kan nog niet).

Specialisatie: ieder land brengt iets

Omdat we door de interne markt zijn gaan specialiseren, is lang niet alle kennis meer in een land beschikbaar. Alleen Duitsland kan nog vrij veel, enkele landen kunnen vrij veel en de meeste landen kunnen enkele dingen erg goed. 

Nu we elke week 50 miljoen mondkappen nodig hebben, hebben we elke dag twaalf grote papiermachines nodig die polypropyleen kunnen persen (nee katoen gaat niet) of 7.000 weefgetouwen die polyesterdoek kunnen weven en nog eens machines die dat kunnen kalanderen, een soort van strijken. 

Alleen Italië maakt van grondstof een compleet mondkapje  

U hoeft dat niet te onthouden, als u maar weet dat het grote en dure gespecialiseerde machines zijn die constante kwaliteit leveren. Er is maar een lidstaat die in normale omstandigheden genoeg mondkapjes kan maken: Italië. 

Maar daar zijn nu de omstandigheden verre van normaal. Dus moeten we de productie in vijf landen combineren om aan de vraag te voldoen. Dat lukt niet in Nederland alleen, laat staan in een provincie. Daarom werkt de Europese industrie samen met de Europese Commissie aan die combinatie.

Testen op corona

Je kunt je ook voorstellen dat we een corona test in een mondkap willen combineren. Dat is een slecht idee, want een test kun je beter anders doen. Maar er zijn bedrijven die testmethodes kunnen ontwikkelen. 

Nu kan elke lidstaat een oproep doen om nieuwe testmethodes, maar er zijn maar een tiental bedrijven en een vijftal kenniscentra die dat kunnen in Europa. Toevallig zijn er daarvan in Nijmegen, maar die hebben weer een netwerk aan toeleveranciers in België, Oostenrijk en ze werken ook samen met ziekenhuizen in Parijs, Milaan (nu even niet) en Porto. Je kunt dat dan beter op Europese schaal organiseren en financieren. Dan heb je een technologie, waarvoor één fabriek in de EU niet voldoende is. Daarvoor heb je licentieovereenkomsten nodig, contracten binnen EU-recht, en als het fout gaat is een naar de rechter mogelijk.

Het voordeel: iedereen voegt iets toe en iedereen is aanvullend aan elkaar. Dit is een willekeurig voorbeeld voor mondkappen, maar voor eiersorteren, insuline, katalysatoren en motorhelmen geldt ongeveer hetzelfde.

Samenwerking vraagt organisatie 

Omdat goed draaiend te krijgen heb je een Commissie nodig die dat organiseert (de Europese Commissie). Die krijgt instructies en bevoegdheden van de lidstaten (de Europese Raad), er kunnen bevoegdheden worden overgedragen aan agentschappen (de EMA). Het Europees Parlement moet soms meebeslissen. Werkgevers en werknemers vinden er wat van (EESC, European Economic and Social Committee) en ook de lagere overheden (Comité van de Regio’s). Bij ruzie is er het Europese Hof. Samenwerking is mogelijk door programma’s van regio’s (acht Nederlandse provincies en twee bondstaten). Ongeveer 47.000 mensen gaan eens per maand naar Brussel om te overleggen over normen voor mondkappen, opleiding van verpleegkundigen.

Kan het anders?

Kan het anders, ja het kan vast anders. De Britten gaan sinds 31 januari hun eigen gang en moeten meteen al dertigduizend ambtenaren aanstellen en hebben nu alles te zeggen op hun eigen grondgebied, maar niets meer daarbuiten. 

´Ja maar geen EU maar wel Europa´, hoor ik u denken. 

Kan ook, dat doen ze in Zuid-Oost Azië. Daar werken de staten samen, maar burgers kunnen geen rechten ontlenen aan die samenwerking. Je mag niet vrij reizen of werken, niet klagen over een defect product uit een buurland. Het Europese model heeft veel gebreken maar ook veel voordelen, vooral nu, ook al heeft de EU geen bevoegdheden van de lidstaten gekregen over volksgezondheid. De EU kan helpen met regels, met geld en met verdeling van mondkapjes. Kortom, elke crisis is weer een aanleiding voor een nieuwe ontwikkeling. 

Gelders oud-gedeputeerde Michiel Scheffer (D66) is Europeaan in hart en nieren en zat ook in het Comité van de Regio´s, dat de lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie adviseert vanuit lokale en regionale overheden.