Gebiedsgericht werken of wijkwerken is vooral iets wat je in de praktijk moet leren, zegt Hans Hoogvorst, directeur van de School voor Gebiedsgericht Werken. ‘Het is integraal werken vanuit een netwerkbenadering, het is heel anders dan de organisatie van de overheid. Met het gebiedsgericht werken kom je in aanraking met mensen van verschillende pluimage en met de problemen waar de onderkant van de samenleving mee te maken heeft. Budgetproblemen, jeugdzorgproblemen, het is integrale problematiek.’
Hoogvorst – al lang geen Haarlemmer meer, maar een echte Hagenaar – heeft zijn ervaringen gebundeld in een boek, In Beweging heet dat en dat is via deze link te downloaden. In het boek staan naast de ervaringen van Hans ook de ervaringen van andere pioniers uit het gebiedsgericht werken, zoals Pieter Tops, Aalt Maaswinkel en vele anderen. Het is geschreven door Eric Lugtmeijer.
Het boek verhaalt hoe Hoogvorst in zijn jonge jaren kraakte en hoe de krakers daarna contact met de buurt zochten en met voor- en tegenstanders in gesprek gingen. ‘Zo kwam je in contact met mensen die ongerust waren of juist enthousiast, bijvoorbeeld. Dat heeft een grote relatie met gebiedsgericht werken. Ik realiseer me dat de tijd veranderd is. Maar die basisprincipes gelden nog steeds. Als de mensen jou kennen en jij de mensen, kun je dromen behapbaar maken. Het gaat om het persoonlijk contact en niet om welke media je moet inzetten.’
Leefbaarheid gaat om relatie met anderen
Hans Hoogvorst: ‘Leefbaarheid is voor een groot deel gekoppeld aan dat mensen zich gezien voelen, aan hun relatie met anderen. Dat is ook goed voor je gezondheid, kwalen vallen weg. Je hebt aanspraak in de buurt. Leefbaarheid en gezondheid hangen samen. Als je je betrokken voelt, en gewaardeerd dan voel je je beter. Maar veel mensen hebben vraagverlegenheid en aanbodsschroom. Maar als je hulp nodig hebt of hulp kunt geven, dan doe je er ook toe. Maar ik wil er wel aan toevoegen dat de wijk niet zaligmakend is. Dat zijn administratieve grenzen, bedacht als werkeenheid op een stadhuis. Buurten zijn natuurlijk gegroeid, neem de Jordaan, iedereen kent die en weet dat ze er opera zingen’, grapt hij. ‘Maar 90 procent van Nederland is niet zo georganiseerd. Pas
was er een bijeenkomst met mensen uit de wijk Leyenburg. Die hadden geeneens het idee dat ze in Leyenburg woonden, maar ergens in Den Haag Zuid-West.’
‘Denken in buurten’
Hoogvorst vindt dat je daarom in buurten moet denken. En niet iedere buurt heeft dezelfde aandacht van de overheid nodig. ‘In sommige buurten, zoals de overwegend welgestelde Haagse vruchtenbuurt, regelt een manager van de Shell dat wel. In andere buurten stellen bewoners zich op als consument. Maar zelfredzaamheid zegt ook niet alles. ‘Ik heb een keer meegewerkt aan een onderzoek in Tilburg. Die mensen waren zelfredzaam bij het leven, maar het was zwaar crimineel, met de drugshandel daar.’ Hoogvorst concludeert dat de zelfredzaamheid die er is, niet altijd de gewenste zelfredzaamheid is. maar dat zelfredzaamheid ook vaak gedefinieerd is van hoe ze dat op een stadhuis zien. ‘En dat valt niet in goede aarde. In de Schilderswijk is DENK de grootste, gevolgd door de PVV.’
De wijkwerkende opbouwwerker of gemeenteambtenaar treedt soms op om netwerken aan elkaar te knopen en te streven naar harmonie, vooral daar waar bewoners angst hebben voor vreemde groepen of moeten dealen met doorgeslagen individualisering door bijvoorbeeld de ontkerkelijking.
Wat ook weer niet betekent dat je alles maar moet goedkeuren. Soms moet je optreden als stadsmarinier. De Dukdalfstraat was zo’n buurt. De corporatie, Vestia, durfde er niet meer te komen, vertelt oud-collega en latere opbouwwerker en Vestiadirecteur Aalt Maaswinkel in het boek. Bewoners verdeelden de woningen onder elkaar en regelden zelf de opknapbeurten. Op een gegeven moment zou een meisje een woning krijgen en dat was gesloopt. Maaswinkel heeft toen met de toenmalige burgemeester Deetman en de politie overlegd. En met vermaarde families in de buurt. De hele buurt is gesloopt nadat bewoners elders gehuisvest zijn en voor anderen een terugkomgarantie is gegeven.
Wijkwerken vooral zaak van de praktijk
Wijkwerken is iets dat je deels op school kunt leren, denkt Hoogvorst, maar vooral moeten ambtenaren en opbouwwerkers het in de praktijk leren. Er is geen opleiding voor. ‘Daarnaast zorgt de schaalvergroting voor druk bij welzijnsorganisaties over prestatieafspraken. Er is geen aandacht meer voor waar wijken tegenaan lopen of wijkwerkers. Er wordt te veel gekeken of de opdrachtgever tevreden is, de gemeente dus. Het is een bedrijfsmatige aanpak zonder risico.’ Juist daarom is Hans Hoogvorst jaren terug begonnen met de School voor Gebiedsgericht Werken, een instituut waar wijkprofessionals ervaringen kunnen delen en spiegelen. ‘Gebiedsgericht werken is vernieuwen, buiten de lijntjes kleuren. Dat moet je in de praktijk leren. De School voor Gebiedsgericht Werken geeft daarin de gelegenheid om ervaringen te spiegelen en te delen.’
Hier kunt u In Beweging downloaden: www.svgw.nl