Arnhemmers kunnen op 14, 15 en 16 maart stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Arnhem Direct gaat met de politiek in gesprek over de betekenis van burgerparticipatie. Dat gaan we doen voor, maar ook na de verkiezingen.
Door Chris Zeevenhooven
“Ik vind burgerparticipatie eigenlijk een stom woord, ik vind het een ambtelijke term” zegt Giovanni Visser, lijsttrekker van de PvdA in gesprek met Rob Klingen. “Als ik mensen in de stad spreek dan willen mensen graag het heft in eigen handen nemen, daar heb je dat woord ‘burgerparticipatie’ niet voor nodig. In Arnhem zijn we op zoek naar mogelijkheden die we burgers kunnen geven om meer zelf te doen. Dat is best wel eng, vinden sommige ambtenaren maar ook raadsleden. Allerlei projecten zoals vergroening van de buurt zouden mensen veel meer zelf kunnen doen en daarbij moet de gemeente faciliteren. Dat zijn zaken waar we mensen ruimte moeten geven. We zouden een kader kunnen afspreken samen met andere partijen zoals corporaties om de participatie goed te regelen. Afspreken wat iedere partner doet specifiek gericht op participatie. Op die manier is de informele participatie van mensen in de wijk die wat willen doen goed te regelen. Burgerparticipatie neem ik serieus, alleen het is een wat zware term, het klinkt ambtelijk. We hebben met de raad in een aparte commissie besproken hoe we die burgerparticipatie kunnen verbeteren. We hebben ons afgevraagd: wat hebben we gedaan met burgerinitiatieven en hoe kunnen we het verbeteren”.
We kennen in Arnhem de wijkplatforms, ze mochten de laatste jaren wel bijeenkomen, maar de gemeente heeft ze een stuk minder serieus genomen. Ze zijn sinds 2015 amper meer om advies gevraagd en in de nieuwe spelregels hebben ze ook geen status meer als een aangestelde commissie van het gemeentebestuur conform de gemeentewet.
De rol van de wijkplatforms als adviesorgaan waar het gemeentebestuur informatie op kan halen is belangrijk. Horen wat er speelt in de wijk en hoe de wijk ergens over denkt, maar we gaan er geen officiële status meer aan geven als een door de gemeente aangestelde commissie. Dan worden ze laagdrempeliger, maar er staat wel een verantwoordelijkheid tegenover dat het gemeentebestuur de wijkplatforms ook moet consulteren. Ik zie dat bij veel projecten wijkplatforms betrokken zijn, wij vinden de wijkplatforms belangrijk. We moeten naar een situatie toe dat het college naar het wijkplatform toe gaat om in samenspraak er iets van te maken. We moeten niet alleen naar het wijkplatform gaan, ook andere bewoners in de wijk moeten gehoord worden maar het wijkplatform is het eerste en makkelijkste aanspreekpunt.
Uit de antwoorden van het college op de vragen van de Arnhemse Ouderen Partij blijkt dat er in 3 wijken geen wijkplatform meer functioneert. Daar zijn twee grote wijken in Nieuw Zuid bij, samen goed voor bijna 30.000 inwoners, Schuytgraaf en de Laar.
Het is jammer dat er in die wijken geen wijkplatfoms functioneren. Ik wil graag weten hoe dat komt. In Schuytgraaf vonden mensen dat ze niet zo veel meer in de melk te brokkelen hebben. Dat roept de vraag op waarom mensen elkaar niet meer vinden, een wijk als de Laar staat sociaal best wel onder druk. Er moet wat gebeuren in de Laar. We moeten oppassen dat zo’n wijk niet afglijdt. Een wijkplatform kan voor meer sociale cohesie zorgen. Door opbouwwerk in te zetten als aanspreekpunt voor de wijk en een het wijkplatform weer kan opstarten gewerkt worden aan het verbeteren van de sociale cohesie in de wijk.
Is het nodig om het opbouwwerk als specifieke opdracht mee te geven dat ze het wijkplatform ondersteunen met voorbereiden en afhandelen van de vergaderingen en benaderen van bewoners om betrokken te worden? Net zoals de griffie de raad en raadsleden ondersteunt om het werk te doen.
In ons programma staat dat er opbouwwerk moet komen in de wijken. Opbouwwerkers hebben we nodig om dingen voor elkaar te krijgen. Dat betekent niet dat ze een vaste opdracht met een hoeveelheid uren moeten krijgen voor het functioneren van het wijkplatform. Ik kan mij goed voorstellen dat door actief opbouwwerk gewerkt wordt aan actieve bewonersparticipatie, maar het moet wel aansluiten op behoefte van wijkbewoners. Als iets nodig is moet het gebeuren. Opbouwwerk kan structuur bieden, opbouwwerk is belangrijk. Wij willen dat mensen goed georganiseerd iets op kunnen pakken met name in de wijken die extra aandacht nodig hebben.
Met de start van Van Wijken Weten werd gesteld dat de Teams Leefomgeving de taken van het opbouwwerk konden gaan overnemen. Nu pleit je wel voor opbouwwerk, zorgt dat niet voor onduidelijkheid in de wijk?
De rol verdeling tussen Team Leefomgeving en opbouwwerk is te vaag, maar het verschilt wel per wijk. Door de spelregels die we nu hebben wordt beter duidelijk wat de ene en de andere werker doet in de wijk. Wij moeten vanuit het stadhuis goede kaders meegeven aan de werkers in de wijk en met name aan het Team Leefomgeving. Men worstelt daar nu wel mee, wie moet wat doen. Het schuurt.
Nu is het Team Leefomgeving opdrachtgever van het opbouwwerk in het eigen werkgebied. Is dat wel een gezonde situatie, zou er niet een generieke opdracht voor opbouwwerk vanuit de stad moeten komen?
Team Leefomgeving moet natuurlijk niet een opbouwwerker in een wijk weg kunnen sturen. Als een algemene opdracht voor opbouwwerk dat soort fricties kan voorkomen dan moeten we dat doen, maar het gaat ook beter werken als ieders speelveld helder is. De onderlinge rolverdeling moet duidelijk zijn. We moeten dat soort zaken in de evaluatie van juni 2021 gaan bespreken in de raad. Dat moet dan ook meer helderheid in de onderlinge rolverdeling geven. We moeten die zaken bespreken met de evaluatie en dan gaan we er aan schaven en verbeteren.
De bewoners-budgetten zijn ook herverdeeld zoals aangegeven in de raadsbrief van 21 juni 2021. Dat leidt er toe dat de wijken met welgestelde bewoners er meer dan het dubbele op vooruit gaan en aandachtswijken er op achteruit. Dat heeft direct effect bijvoorbeeld in Klarendal en Malburgen Oost waar de wijkplatforms dat probleem moeten oplossen.
Er zijn voor het vaststellen van die nieuwe bewonersbudgetten wel objectieve criteria gebruikt. Als je naar het hele plaatje kijkt dan zie je dat bijvoorbeeld Kronenburg en Vredenburg er fors op vooruit gaan. Dat is goed dat dat gebeurt. Ik ben van plan om bij wijkplatforms langs te gaan waar het knelt om te horen hoe men met de nieuwe situatie omgaat. Bij de evaluatie moeten we bekijken of er wat aan die verdeling van bewoners-budgetten gedaan moet worden. Dan zouden we ook kunnen kijken om met budget van Team Leefomgeving bij te passen. De herijking is in januari 2022 ingegaan en het blijft zo tot 2024. Deze objectievere verdeelmethode is verdedigbaar. Maar als kwetsbare wijken daar door in de knel komen dan stellen we dat ter discussie.
Arnhem Oost is een ambitieus programma om gedurende langere tijd aandacht te besteden aan een aantal aandachtswijken in Arnhem. Hoe wordt het programma, fysiek voor woningverbetering en sociaal ervaren en wat gaat dat de komende tijd betekenen?
De PvdA is heel blij met de Arnhem Oost aanpak, de afgelopen decennia is vaker geprobeerd met een aanpak wijken te helpen. Dat is voor Arnhem zeker succesvol geweest. Het eerste kabinet Rutte is in een klap gestopt met de wijkaanpak. Dat is pijnlijk geweest. Wij weten nu nog niet wat er concreet gebeurt in de Arnhem Oost wijken. Het staat nog in de steigers. In de komende college onderhandelingen zal dit een punt zijn waar we slagvaardig moeten optreden. Wijkplatforms moeten daar nauw bij betrokken zijn. Bewoners zijn de deskundigen van de wijk, die wonen er en zijn vaak goed opgeleid of ervaringsdeskundige. Dus maak er als stad gebruik van. De aandacht voorArnhem Oost is uniek in Nederland. We zijn met het programma van woningverbetering onderweg en voor het sociale programma moet een plan van aanpak komen. We hebben nu buurtconciërges en straatcoaches. We hebben initiatieven voor jongerenwerk zoals in de wijken Malburgen en Presikhaaf. Zij hebben kennis van het jongerenwerk. Maar we moeten wel oppassen dat ons welzijnswerk niet te veel versnippert. Dat maakt het ingewikkeld. We willen niet alles aan de markt overlaten en zeker niet als het gaat om publieke taken.