Tien jaar Gouden Piramide – deel 2 [longread]

Voormalig opbouwwerker Klingen en bewoonster Polman bij de Klarendalse molen

Op 30 november 2023 is het tien jaar geleden dat Volkshuisvesting De Gouden Piramide won. De rijksprijs voor inspirerend opdrachtgeverschap op het gebied van architectuur en gebiedsontwikkeling werd uitgereikt voor het project Klarendal Modekwartier/100% XL en was de toef op de taart van de grote transitie die de woningbouwvereniging samen met bewoners, ondernemers en de gemeente Arnhem in Klarendal teweegbracht.

Door Hilde Wijnen

De successen, uitdagingen, lessen, verrassingen, het plezier en de samenwerking, in een vierluik kijkt een aantal betrokkenen terug op die veranderende tijd en naar hoe de wijk er nu, een decennium later, voor staat. Bij café-restaurant Caspar aan het Elly Lamakersplantsoen, voorheen het Putplein, vertellen opbouwwerker Rob Klingen en bewoner Monita Polman hun verhaal.

Deel 2. Rob Klingen & Monita Polman:

Van blokgesprekken tot bloembakken

Het avontuur van Rob Klingen in Klarendal vangt aan in 1998. Hij is in dienst van welzijnsorganisatie Stichting Rijnstad, heeft net achttien jaar in Malburgen gewerkt en gaat, zoals een goed opbouwwerker betaamt, in Arnhem Noord helpen een brug te slaan tussen bewoners en instanties om met elkaar de leefbaarheid in de wijk te vergroten. Met frisse moed? Mwah. “Klarendal? dacht ik, oh my god! In de jaren tachtig heb ik er weleens een junk naakt door een winkelruit zien gaan. Er waren zelfs beschietingen!”

Klarendal Kom Op!

Zo slecht als in die tijd gaat het er in de wijk niet aan toe op het moment dat Rob begint, maar dat verandering noodzakelijk is, daar is iedereen het over eens. Klarendal kent in de jaren negentig nog steeds een levendige drugshandel, veel (drugsgerelateerde) criminaliteit en overlast en een behoorlijke leegstand. “De gemeenteraad diende een motie in: er móet wat gebeuren, anders is het klaar in Klarendal,” memoreert Rob. “Burgemeester Scholten begon in Arnhem toen de drugsoverlast en de opstand op hun hoogtepunt waren. Ik zie hem nog staan in de Leuke Linde en de buurt toespreken: Klarendallers, ik heb jullie nodig! Daarna is Klarendal Kom Op! gekomen.”

Tussen de drugsrellen in 1989 en Klarendal Kom Op! zit ruim een decennium waarin er niet veel van de grond komt in de wijk, weet Monita Polman te vertellen. Ze woont al dertig jaar op de Mussenberg, een hecht en sfeervol buurtje bovenin Klarendal, en heeft het allemaal meegemaakt. “In de jaren tachtig was er veel drugsoverlast en het werd steeds erger. Je zei tegen niemand: ik woon in Klarendal. Je schaamde je dood! Er werd weleens wat aan gedaan, maar dan was het geld weer op en dan stopte het weer. Op een gegeven moment wil je als bewoner ook niet meer. Je kunt ook niet alles zelf doen.”

Oorlogsgebied

Volgens Rob en Monita is de stadsvernieuwing van de jaren zeventig, waarbij veel woningen rigoureus gesloopt zijn, mede debet aan de neergang van Klarendal in de jaren erna. Rob: “De Klarendalseweg was een levensader in jaren vijftig en zestig. Ze zeiden weleens: je kunt naakt je huis uit gaan en er gekleed weer van terug komen. Alles was er! Maar in de jaren zeventig brokkelde alles af. Die stadsvernieuwing was heftig hoor, Klarendal leek wel oorlogsgebied!” Monita: “De hele structuur van de wijk was weg en er was nog heel weinig sociale controle.” Rob knikt. “Veel Klarendallers zijn weggegaan. Er kwam een andere bevolking voor terug. De winkels stierven een langzame dood.”

Geen halve maatregelen

Het vertrouwen van de overgebleven Klarendallers in de instanties is eind jaren negentig zo goed als verdwenen. Voordat er stappen ondernomen kunnen worden om samen met bewoners, oud én nieuw, de wijk weer te laten bloeien, moet daarom flink wat voorwerk gedaan worden. Monita vertelt dat de politie, die eerst altijd met een boogje om de criminelen heen ging, de wijk stevig aanpakt. Er komt een politiepost aan de Klarendalseweg en er worden surveillanten ingezet. “Het Heisa Team heette dat,” vult Rob aan. “De politie liet zien dat de crimineel niet de baas was en de inwoners zagen: hee, hier gebeurt ook echt wat.”

Daarnaast wordt Klarendal opgeruimd. Ook daarin geen halve maatregelen. De vuilniswagen komt dagelijks langs om afval op te halen, zodat duidelijk wordt dat het de gemeente, Rijnstad en ook Volkshuisvesting menens is met Klarendal en de bewoners.

Blokgesprekken

Vanaf het begin van de nieuwe eeuw gaat het rap. Chris Zeevenhooven is net aangesteld als wijkmanager. “En Charly Tomassen (programmamanager bij de gemeente Arnhem, red.) zat op kantoor en maakte de vertaalslag naar de wethouder. Hij was ook belangrijk,” vindt Rob. Het team van Klarendal Kom Op! is gevormd en begint met het inventariseren van de wijk door middel van blokgesprekken. Klarendal wordt ingedeeld in twaalf buurten en samen met bewoners bespreekt het team allerlei onderwerpen om te weten te komen wat belangrijk is voor de wijk. De opkomst is groot, meer dan 150 bewoners doen mee. Met bijna de helft daarvan worden de ideeën uitgewerkt. Dat resulteert onder andere in een wijkvisie: Klarendal, Kleur en Karakter. Ook woningcorporatie Volkshuisvesting haakt aan. “Gerrit ging altijd met zijn fietsje door de wijk. Hij wist wat er speelde, kon het goed uitleggen en wat hij beloofde deed hij ook,” zegt Monita die in die tijd lid wordt van het bewonersoverleg dat vergadert aan een grote ronde, speciaal voor dit doel gemaakte tafel in de wijkwinkel. “Alle partijen zaten erbij: Volkshuisvesting, opbouwwerk, gemeente. Het zegt iets over hoe serieus je bewoners neemt. Het was heel prettig om daar aan tafel te schuiven,” vertelt ze. “Iedereen was er gelijk,” aldus Rob.

Winkels terug

Uit de blokgesprekken komen een aantal plannen, ideeën en actiepunten tevoorschijn. “We koppelden alles terug in de wijkkrant,” vertelt Rob. “Dat was essentieel. Want de bewoners waren erg argwanend.” Monita: “Ja, wat wil je als je twintig jaar lang van alles beloofd is! Dan gaat dat vanzelf. De bewoners vonden dat de wijk verloederde. Ze wilden de winkeltjes terug – de slager, de melkboer – maar dat was natuurlijk kansloos. Die krijg je nooit meer terug. Wij gingen allemaal naar de Witte Prijzenhal en de Albert Heijn!”

Toch komen de winkels inderdaad terug in Klarendal, zij het op een heel andere manier. Volkshuisvesting investeert grootscheeps in het kopen van winkels met atelier- en woonruimte en zet modeontwerpers, ambachtslieden, kunstenaars en designers in de panden. De bewoners zijn er aanvankelijk niet blij mee. “We hebben ons de blaren op de tong moeten lullen,” vertelt Rob. Monita: “Ik hoor nog steeds weleens: wij hebben er niks aan, die kale kak. Maar het is wel een gouden greep geweest voor de wijk.” Rob: “Wat wil je dan? Etalages met jaloezieën? Ron Onstein van de Leuke Linde stond wel achter ons.” Monita kan dat beamen. “Ron was belangrijk. Hij heeft een grote achterban. De speeltuin wordt op handen gedragen.”

Stevige basis

Het creëren van draagvlak blijkt cruciaal. Er wordt veel tijd en energie in gestoken. “Alle leden van het bewonersoverleg functioneerden als een brug naar de wijk,” aldus Monita. “We hebben heel veel georganiseerd.” Rob: “Bennie (Hofs, red.) van de snackbar betrokken we ook. Het Putplein was vroeger een heel verloederd stuk. Toen zijn we naar Bennie gegaan en hebben we gezegd: wat nou als dat stationsgebouw hier komt? O, dat is mooi! zei hij dan. En dan ging hij dat aan iedereen vertellen.” “Hij was een spilfiguur,” vindt Monita.

Ook de horeca heeft Klarendal, volgens Rob, goed gedaan. “De wijk heeft een ander imago gekregen. Dat het in Klarendal redelijk goed gaat, is aan deze periode te denken. Er is een stevige basis gelegd.” Monita nuanceert: “Het is stabiel gebleven sindsdien. Maar het kan ook elk moment omslaan. Er is maar heel weinig wijkbudget. Een aantal dingen kunnen in de toekomst misschien niet meer, zoals de bloembakken (de hanging baskets aan de Klarendalseweg, red.). En de wijkkrant ziet er niet uit. Het papier is zo dun dat je nauwelijks kunt zien wie er op de foto’s staan!” Rob: “De wijkkrant is juist zo nodig!” Hij vervolgt: “Onderhoud is van belang, anders ontstaat er rot. Het gaat niet vanzelf. Het is hard werken. Maar vanaf Blok (Stef Blok, oud-minister voor Wonen en Rijksdienst, red.) was het klaar. De invoer van de verhuurdersheffing is de doodsteek geweest. We hebben geluk gehad!”

Hart van de wijk

Trots op wat er allemaal bereikt is, zijn ze zeker, maar Rob en Monita hebben ook kritiek op hoe er sindsdien met de verworvenheden is omgesprongen. Rob: “Het was een mooie tijd, we hebben hartstikke veel bereikt, máár het is ook door beleid weer afgebouwd.” Als voorbeeld geven ze MFC Klarendal aan het Kazerneplein. “De wethouder zei bij de opening: dít is het hart van de wijk!” vertelt Rob. Monita lacht. “Als jij dat vindt, gaan we dat mooi niet doen: dat is typisch Klarendal. Het MFC is gewoon een school met kantoren.” “Een bedrijfsverzamelgebouw,” vindt Rob. “Het heeft míljoenen gekost. En het was de doodsteek voor het opbouwwerk. Karin (Veldkamp, bewonersondersteuner, red.) zit daar driehoogachter, er komt geen hond! In de wijkwinkel liep iedereen binnen, maar die besloot de gemeente te sluiten, want het MFC was hét nieuwe ding.”

Niet alleen de deuren van de wijkwinkel gaan op slot, ook het buurthuis aan de Rappardstraat wordt opgedoekt, omdat het MFC ook die functie overneemt, zo is tenminste het plan. Monita vindt het nog altijd jammer. “Het buurtcentrum was een oud krot, maar het was wel van de buurtbewoners. Bij het MFC deden we voor spek en bonen mee. Alles was al besloten. Nog geen kleedje mochten we neerleggen.” Rob: “Kijk, je hoeft niet in het verleden te blijven hangen, maar leer er dan van voor de toekomst.”

Dichtbij de mensen

Lessen zijn er genoeg als je jaren met elkaar samenwerkt in een langdurig en groot project. Een opbouwwerker moet bijvoorbeeld onafhankelijk zijn en niet in dienst van de gemeente, volgens Rob. “Het werk is nu ondergebracht bij Team Leefomgeving, maar TLO is anders in elke wijk. Sommige teams hebben helemaal geen zin in kritiek. Maar wij kregen ook best veel kritiek. En dat mocht!”

Onmisbaar voor het slagen van een plan of project waar bewoners bij betrokken zijn, is bovendien toegankelijkheid, vindt Monita. “Het MFC zit aan de rand van Klarendal, dat is al een drempel op zich.” Rob valt haar bij: “De kracht van Klarendal Kom Op! was dat we dichtbij de mensen stonden. Je zag Gerrit lopen in de wijk, Chris zat te werken in de wijkwinkel. Korte lijnen zijn belangrijk.” Monita: “Klarendal blijft een kwetsbare wijk. Er staan voornamelijk huurhuizen, de inkomens zijn relatief laag. Dit is geen wijk van mensen die de ladder omhooggaan. In de fysieke buitenruimte is heel veel geïnvesteerd.  Als het niet bijgehouden wordt, glijdt het zo weer weg. Als je blijft investeren, hoeft niet veel te kosten. Bijhouden kost een stuk minder dan weer helemaal opnieuw opbouwen.” “En het geeft draagvlak,” meent Rob. “Nu heb je natuurlijk de Arnhem Oost Aanpak. Maar wat dat is en wat de bewoners ermee kunnen? Niemand die het nog weet.”

In deel 3 van deze reeks – Klarendal is van ons allemaal – is het woord aan architect en stedenbouwkundige Peter Koelewijn, die eerst van 150 verschillende meningen een sterke wijkvisie maakte en daarna van 150 stukken monumentaal gebouw een nieuw Klarendals icoon.